Beginverhaal Wie heeft het gedaan?

Dit verhaal hoort bij de Schrijfwedstrijd 2021. Het is de beginsituatie op basis waarop het wedstrijdverhaal geschreven kan worden. Onderstaand verhaal zal nog worden herschreven aan de hand van de winnende verhalen.

30 november 2019 in een oud landhuis aan de Vecht, net boven Utrecht

Voor deze dag zijn de bijzondere vennoten, kennissen en andere belanghebbenden met aanhang door Heer Otto, zoals iedereen hem noemt, uitgenodigd voor het diner.
Vanaf het middaguur arriveren de gasten, sommigen alleen en sommigen met een introducé. Om twee uur in de middag geeft Otto een rondleiding door zijn indrukwekkende werkplaats waar hij als vrijetijdsbesteding dieren opzet. Als taxidermist van de oude stempel bewaart hij zijn gereedschappen en de chemische benodigdheden zorgvuldig in zijn kasten en kluizen. Terwijl hij voorheen terughoudend was om gasten in zijn werkplaats te ontvangen, stond hij er dit jaar op om de gasten een kijkje te laten nemen.
Na de rondleiding verschanst de groep gasten met hun gastheer Otto zich in de rookkamer waar men sigaren van over de hele wereld roken, onder het genot van de beste port, gin en whisky. Op de tafels staan bordjes met versnaperingen. De nodige kiekjes voor social media zorgen voor hilariteit en boze blikken.
‘Je mag niet een foto van me online plaatsen,’ zegt een van de gasten, waarna de andere gast nee zegt en toch de foto plaatst.
Ondertussen druppelen nog enkele gasten binnen.
Rond half zes worden de gasten gevraagd zich voor te bereiden op het diner. De ene gast gaat de make-up bijwerken, een ander gaat nog even uitgebreid naar het toilet en nog een ander maakt een wandelingetje rond het landhuis. Iedereen weet dat half uurtje goed te vullen.
Iets voor zes uur zit iedereen er klaar voor en bewondert men al kletsend de opzichtige decoratie. Een oude fles wijn uit het begin van de twintigste eeuw gaat de tafelgasten rond.
‘Het is een bijzondere fles wijn die mijn vader kreeg van een sergeant die later in de tweede wereldoorlog beroemd en berucht werd, afhankelijk van wie je het vroeg,’ vertelt Otto, waarbij hij ondertussen een van de personeelsleden wenkt.
De ene gast ruikt aan de reeds geopende fles en een ander leest het etiket, tot de fles is rondgegaan. Enkele personeelsleden lopen de eetzaal binnen en zetten voor iedereen een bord met soep neer, waarna wordt uitgelegd wat de soep inhoudt en dat er met ieder dieetwens rekening is gehouden.
De stemmen verstommen en de lepels worden gepakt. De soep geurt heerlijk.
‘Verse ingrediënten,’ bevestigt Otto. ‘Het liefst van ons eigen land en anders van lokale boeren. Want hoe werelds ben je als je je eigen regio niet kent en eert.’
Daar lijkt iedereen het mee eens en zwijgend start men met eten.
Plots klinkt er een gorgelend geluid. Otto grijpt naar zijn borstkas, dan naar zijn maag en graait dan toch weer naar zijn borstkas. Hij braakt de inhoud van zijn maag, vermengd met bloed, over zijn bord heen.
Voordat iemand ook maar beseft wat er gebeurt, valt Otto naar voren, met zijn gezicht in de soep.
Iemand gilt. Anderen pakken hun mobiel. Een van de gasten staat op en checkt Otto’s hartslag en kijkt ondertussen op zijn horloge. Iedereen houdt de adem in en wacht met bellen tot het verlossende woord.
‘Juist, hij is dood. Om twee over zes,’ zegt de man na een halve minuut. ‘Een ambulance is niet meer nodig.’
‘Maar dan bellen we de politie,’ roept een gast en wordt bijgestaan door een aantal anderen.
‘Nee, ik denk het niet,’ vervolgt de hartslag checkende man.
Schichtig kijken de gasten elkaar aan.
‘Ik denk dat een aantal van de aanwezigen wel weten wat er is gebeurd,’ gaat hij verder. ‘Otto is vergiftigd. Iedereen en niemand van ons kan het hebben gedaan.’ Uit zijn zak haalt hij een klein flesje.
‘Hé, die flesjes stonden op zijn werkkamer,’ roept iemand.
‘Klopt, dit is arsenicum,’ zegt de man die net de hartslag van Otto controleerde en hij laat een paar druppels in de oude fles met wijn vallen. Daarna doet hij hetzelfde in de soep waar Otto met ogen open in ligt.
‘Een vies goedje waar je niet mee moet experimenteren. Is het niet?’ Met een strakke blik kijkt hij een van de gasten aan. Met een servet veegt hij ondertussen het flesje schoon. ‘Jij hebt zo’n soort flesje het raam uitgegooid.’ Zonder ernaar te kijken pakt de sprekende man uit zijn zak een ander flesje dat verpakt is in een zakdoek en legt het op tafel. Het flesje is leeg. ‘Ik kan jullie vertellen dat ik meerdere flesjes heb gezien, vol en leeg en soms niet al te goed verstopt.’
‘En jij,’ zegt hij tegen een andere gast. ‘Weet je nog die foto’s die we allemaal maakten voor social media. Enzovoort.’ Bij het laatste woord knipoogt hij. ‘Je stond zo mooi gebogen over het glas van Otto. Het staat vast.’ Op zijn mobiel showt hij de foto.
Hij keert zich naar de groep gasten die hem stilzwijgend aanhoort, de ene gast friemelt aan een servet, de ander loert op de klok en nog een ander kijkt met veel verlangen naar de deur.
‘Het grappige is,’ besluit de man, ‘dat de flesjes van Otto’s werkkamer allemaal verdwenen zijn en dat het er meer waren dan hier gasten zijn.’
Een van de personeelsleden stapt naar binnen, zet het stokbrood neer en ziet dan haar baas liggen. Ze gilt en rent weg.
De man tikt met zijn vinger op tafel om ieders aandacht weer te krijgen en wijst vervolgens naar de deur waar het meisje door verdween en nu andere personeelsleden door naar binnen rennen.
‘Zij gaat de politie bellen,’ benadrukt hij. ‘Dus denk goed na. Iedereen heeft deze fles aangeraakt. Verschillenden van jullie zagen jullie kans schoon. Iedereen heeft een reden om Otto naar het hiernamaals te helpen. Iedereen is vanaf nu verdacht.’ De man kijkt om naar de personeelsleden die op een paar meter afstand blijven. ‘Jullie ook.’
Een stilte valt. Gasten en werknemers kijken elkaar aan en starten met fluisteren. In de verte zijn de sirenes al te horen.
‘Dit pik ik niet.’ Een vrouw staat op, gooit haar servet op tafel, pakt haar tas en loopt naar de deur.
‘Ook jij had een goede reden en ook jouw vingerafdrukken staan op deze fles. Je bent misschien wel de eerste op de verdachtenlijst en dat weet je zelf ook wel,’ roept de man haar na.
De vrouw blijft bij de deur staan en draait langzaam om. Ze kauwt op haar onderlip, kijkt de andere gasten aan die allemaal wegkijken en besluit dan om weer te gaan zitten.
‘De enige manier waarop niemand gearresteerd zal worden, is als iedereen zegt het te hebben gedaan,’ zegt de man.
‘Maar ik heb het niet gedaan,’ probeert de vrouwelijke gast nog eens.
‘Dat maakt niet uit. De geschiedenis is vol van onschuldige mensen die veroordeeld zijn voor misdaden die ze niet op hun geweten hebben.’
Iedereen knikt.
‘En er zijn schuldige mensen die nooit veroordeeld worden,’ zegt een andere vrouw die naar Otto knikt.
De politieauto remt met volle kracht voor het raam.
‘De enige manier waarop je niet bang hoeft te zijn, is door jezelf te beschuldigen. Als iedereen dat doet, kan niemand worden gepakt. Als je dat niet doet en de rest wel, ben je alsnog verdacht.’
‘Jullie weten wat jullie moeten doen,’ rondt de man zijn voordracht af en gaat op zijn plek zitten.
De bel gaat en in de hal, naast de eetzaal, klinkt gestommel. Een aantal politieagenten stormen naar binnen, gevolgd door ambulancemedewerkers. Ze voelen in Otto’s nek, nemen afstand en geven instructies aan collega’s die buiten staan. Ook wordt er gebeld met het hoofdkantoor.
Na een paar minuten begeleidt een agente de gasten naar de rookkamer aan de andere kant van de hal. Bij de voordeur zit het meisje dat de politie heeft gebeld te huilen.
‘Hij lag daar zomaar,’ snikt ze.
Een kwartiertje later gaat de deur van de rookkamer open. De agente verlaat de ruimte en een andere vrouw stapt naar binnen.
‘Goedenavond, ik ben geroepen omdat iemand onder verdachte omstandigheden lijkt te zijn doodgegaan. Ik ben Shirley van Holmen en ik wil u allen spreken. Apart van elkaar.’

De vaste personages

Otto van Lierendeed (68 jaar)

Otto woont in een landhuis aan de Vecht. Hij heeft twee kinderen met Liedeke waarvan hij tien jaar geleden is gescheiden. Hij heeft een zoon van 30 jaar en een dochter van 28 jaar. De zoon is vrijgezel, woont in het centrum van Utrecht en werkt in het bedrijf van zijn vader. De dochter werkt bij een non-profit organisatie die zich bezighoudt met plantaardige bronnen voor levensmiddelen. Zij is vorig jaar getrouwd en heeft een kindje van twee jaar. Ze woont op steenworp afstand van haar vader.
Otto werkt soms nog in zijn bedrijf, namelijk een energiebedrijf dat vooral ondernemers zakelijke energie aanbiedt. Met Liedeke heeft hij geen contact meer.

Personeel

Normaal werken er enkele mensen in het landhuis zoals de interieurverzorger, een keukenhulp, de kok en de algemeen beheerder. Een deel van het gebouw wordt verhuurd voor gelegenheden. Otto is een gemoedelijke baas en delegeert vrijwel alle taken rondom het huis aan de beheerder.
Op deze dag werken er meer mensen dan normaal en zijn er enkele medewerkers van een cateringbedrijf ingehuurd. De beheerder leidt het diner.

Shirley van Holmen (36 jaar)

Shirley is een rechercheur in hart en nieren. Haar moeder was tot een aantal jaren geleden rechercheur in Amsterdam. Haar vader was iets soortgelijks in Londen en is al lang met pensioen. Vaak genoeg verbleef ze bij haar vader in Groot-Brittannië en maakte vele avonturen mee. Shirley heeft donker haar en groene ogen. Ze is wat klein van stuk en petit gebouwd. Ze mag dan fysiek niet groot zijn, haar aanwezigheid maakt ze duidelijk met een stevige persoonlijkheid en een dito mening.