Interview met Willem Looijs

 

Willem Looijs, in zijn werkzame leven als geschiedschrijver verbonden aan Rijkswaterstaat, was tijdens de evacuatie van Arnhem een jongen van 4 jaar. Samen met zijn moeder liep hij tijdens de evacuatie naar Apeldoorn. De evacuatie liet een diepe indruk achter...

Hieronder is het interview met Willem Looijs te lezen, auteur van het boek 'Arnhem, een verlaten stad'.

Ik kon heel goed met mijn moeder overweg. Wij hadden een vaste plek waar we samen allerlei verhalen vertelden en plannen maakten. Dat was bij het standbeeld van Zadkine, de Russische beeldhouwer, aan de Utrechtseweg. Op dat punt kijk je over de Rijn heen. Eind 1983, begin 1984, kwam het idee naar voren om de Slag om Arnhem, de evacuatie van Arnhem, te herdenken. Het was toen 40 jaar geleden. Ik heb de kranten geschreven, waaronder de Apeldoornse krant. De Apeldoornseweg zou het beginpunt van de herdenkingstocht worden, maar een deel vertrok ook bij Musis Sacrum. Er liepen 250 á 300 mensen mee. Een aantal van deze mensen had de evacuatie gelopen. Wij liepen 27 kilometer vanaf de Braamweg. Tijdens de evacuatie zat ik zelf op een platte wagen, omdat ik pas 4,5 jaar oud was. Ik heb de hele herinneringstocht gelopen, samen met mijn zoon. Op bepaalde punten, zoals Woeste Hoeve en Smittenberg, werden bloemen neergelegd. De burgemeesters van Arnhem en Apeldoorn kwamen bij elkaar. De Arnhemse bevolking overhandigden twee cadeaus aan de burgers van Apeldoorn. Het waren twee foto’s van de evacuatie. Deze zijn in het Gemeentehuis van Apeldoorn opgehangen. Naast de kerk zat het kantoortje van de ‘Zieke Omroep’ van Apeldoorn. Zij hebben de hele dag uitzendingen over de herdenkingstocht verzorgd en uitgezonden naar de ziekenhuizen. Zo konden de ouderen, die de evacuatietocht hadden gelopen, ook meeluisteren. Het was met recht een historische dag.  

Hoe kwam u op het idee om mensen te interviewen en hoe is het proces verlopen?
De herinneringstocht is de aanleiding geweest voor het schrijven van dit boek. Je moet mensen gaan spreken die de tocht hebben meegemaakt en al op leeftijd zijn, was mijn plan toen. 
De tocht was voorbij. Een aantal dagen later heb ik mensen gebeld en geschreven met de vraag of ze geïnterviewd wilden worden over de evacuatie. Omdat ik het zelf meegemaakt had, werd ik toegelaten. Ze vertelden alles. Ik had een kleine bandrecorder met een spoeltje. Er gebeurden gekke dingen. Zo was er een familie die een papegaai had en geluiden maakte, wat je terug hoorde op de opname. Er was ook een familie die een koekoek had die je er doorheen hoorde. Soms kwam er familie binnen. Zo ging dat in die tijd.  

Sommige oorlogsfoto’s die in het boek staan, heeft de heer De Booijs gemaakt. Zijn verhaal staat ook in het boek. Ik heb ervoor gekozen om de personages in het boek als moeder, vader, dochter of zoon aan te duiden, anders is het zo afstandelijk en dat is niet de bedoeling. Je moet mee met de mensen, erbij betrokken worden. Het boek is zo geschreven dat het geen interviews zijn die je leest, maar dat je als lezer uiteindelijk met die burgers meegaat en beleeft wat zij hebben beleefd. Vaak waren het de slechte dingen, zoals het bombarderen en het schieten van de Engelse Spitfires. Ook waren de mensen er slecht aan toe. Er was bijna geen eten, maar de burgers moesten onder de meest baggere omstandigheden hele lange afstanden afleggen. Je volgt alles wat de families hebben meegemaakt, van Otterlo naar Hoenderlo, Grijpskerk of naar Loenen. En toch zit er ook humor in het boek. 

Hoe lang heeft u gedaan over het schrijven van het manuscript? 
Ik heb er vijf jaar over gedaan, van 1984 tot 1989. Ik heb het echt nog met twee vingers op een typemachine getypt. 

Hoe was het om al die mensen te interviewen?
Het was echt fantastisch. Heel ontspannend. De ene keer zat ik met één persoon, de andere keer met de hele familie. Het voordeel van het opnemen van de interviews is dat je het later rustig kunt afdraaien en alles kunt opschrijven. Dan hoor je dingen die je misschien eerst niet had gehoord. Daarna ben ik alles gaan veranderen. Dit heb ik eerst per familie, per naam, gedaan. Na vijf jaar continue eraan te hebben gewerkt, ben ik tot het verhaal gekomen. 

Welk verhaal is u het meest bijgebleven?
Ik vond het verhaal van de Dierentuin heel heftig, maar ook het verhaal bij de Smittenberg. Evacués stonden bij de gaarkeuken in de rij, om eten te krijgen, en werden door de Engelse Vliegers beschoten. Die mensen liepen van Arnhem naar Apeldoorn. De Spitfires en Typhoons kwamen daar ook vandaan. Zo schoten ze de mensen in de rug, dat vond ik het ergste eraan, anders zie je wat er gebeurt en kun je nog iets doen. 

Ik vertelde mijn eigen verhaal aan Radio Gelderland. Een tijd later kwam zuster Ariëns bij Omroep Gelderland met hetzelfde verhaal. We kenden elkaar niet en hebben elkaar nooit ontmoet. Het had bij ons beiden veel indruk gemaakt. Zij vulde het verhaal aan. Ik heb gezien dat de man een kogel of een stuk van een granaat in zijn hoofd kreeg, maar niet dat zijn hoofd op de grond viel. De zuster heeft dat wel gezien. 

Er was een noodziekenhuis in Velp ingericht, omdat veel Arnhemmers naar Velp trokken. De Spitfires trokken daar ook overheen en schoten in het wilde weg. Er lagen vijf vrouwen te bevallen, op matrassen op de grond, in het noodziekenhuis. De Engelsen kwamen, begonnen te schieten en door de luchtdruk vlogen de deuren van de zaal open. De kogels vlogen erdoorheen. Er was zelfs een verpleegster die de vrouwen aan het helpen was en een kogel in haar rug kreeg. Ze overleed ter plaatse. Ik kon niet iedereen in het boek benoemen, dan werd het dubbel zo dik.
Ook het verhaal bij Groenendaal blijft mij bij, zoals de man die achter de ijzeren reclameplaat dook. Als hij dat niet had gedaan, was hij de klos geweest. Hij kwam er daardoor levend vanaf. 
Het ergste verhaal vind ik die van de politieagent. De agent hielp eerst de gewonden in Groenendaal en fietste daarna verder naar de Smittenberg. Daar werd hij doodgeschoten. Hij zat doodgeschoten op zijn fiets tegen het hek aan. Er zat maar een paar uur tussen deze beschietingen.  

Waar schreef u uw manuscript? 
Ik heb het manuscript thuis geschreven, in de woonkamer. Ik kan me er bijna niets van herinneren. Ik ben een stuk geheugen kwijt door een beroerte. Ik typte op een typmachine. Vaak ging er iets kapot, zoals het lint, of het papier was op. 

Hoe voelt het dat uw boek is gepubliceerd? Wat vindt u daarvan?
Ik vind het echt schitterend. Ik had nooit gedacht dat het manuscript zou worden gepubliceerd na alle teleurstellingen. Ik kreeg vaak nee te horen. Nu ben ik een oude kerel van 81 jaar oud en ligt het boek op tafel. Na al die jaren ploeteren en klooien, steeds maar blijven denken dat het ooit moet gaan lukken. Ik bleef altijd positief. 
Ik vind het voorwoord van de burgemeester echt fantastisch. Hij benoemt ook mijn kindertekening die in het boek staat, op pagina 357. Ik was toen 7 of 8 jaar oud. Het was een reactie van mijn gedachten over de oorlog. Het waren zulke ingrijpende indrukken.  

Hoe is het gekomen dat het toch gepubliceerd is?
Er is hier een buurvrouw die de straat over rende om te vragen hoe het met het boek ging. Ik ben blij dat het is gelukt en dat heb ik aan mijn dochter te danken. Ik had haar het manuscript gegeven. Ze zei dat het uitgegeven moest worden en is rond gaan kijken. Zij kwam bij 18.02 publishing terecht. We hebben gepraat en het boek zou worden uitgegeven. 

Wat kan de jeugd leren van uw boek?
Ik vind dat mensen het moeten lezen, want het is Arnhemse historie. Daarom heb ik het ook geschreven. Dat ze de vrijheid moeten waarderen en dat ze niet zo slordig met de vrijheid om moeten gaan. Ze denken dat het normaal is, maar het is niet normaal. Hier en nu kun je alles doen wat je wilt, vooral als je ziet hoe andere landen met mensen omgaan. We hadden zoveel angst in die tijd, omdat je niet wist wat er ging gebeuren. We kregen in die tijd ook niets te eten bij de mensen die ons opvingen. Je was een indringer. Ze wilden je er niet hebben. Ze moesten je tolereren, het was verplicht om burgers op te nemen. We aten tulpenbollen en aardappelschillen. 

Heeft u nog een mooie of belangrijke boodschap voor de lezers?
Lees het boek en steek er iets van op. Zoals het tegenwoordig is, is niet zo normaal, ook al denken wij van wel. 

Leest u zelf boeken? 
Mijn moeder zei na de oorlog tegen mij: ‘Willem, jij moet lezen, dat is het belangrijkste wat je kunt leren. Lezen lezen lezen.’ Ik ging naar de Weverstraat. Je had daar een soort bibliotheekje en daar waren twee oude dames. De ruimte was zo groot als mijn woonkamer. De wanden stonden vol planken met boeken, tot aan het plafond toe. Ik heb ze allemaal gelezen. Ik was 10 of 11 jaar oud. Er waren grote mensen boeken, zoals ze dat noemden, daarin stonden dingen in die ik eigenlijk niet mocht lezen. Ik las alles. Ik las meisjesboeken, maar ook over zeerovers. Je moest een stuiver betalen voor één of twee boeken. Ik kwam er bijna iedere dag. Op het einde kon ik heel aardig lezen. Ik ging dan weer nieuwe halen. Ik kreeg een vreselijke leeshonger. Ik hoefde al niet eens meer te betalen. Schrijven en lezen heeft altijd in mij gezeten. Lezen is reizen. Ik wilde ook de avonturen meemaken.  

Wilde u schrijver worden? Welke aspiraties heeft u ten aanzien van het schrijven?
Ik ben nu officieel auteur en dat heb ik altijd graag gewild. 
Ik heb meer manuscripten geschreven, zoals een verhaal dat zich in de negentiende eeuw in Engeland afspeelt. Ik heb een boek over solisten van de klassieke muziek geschreven. Ik ging met mijn moeder veel naar het Gelders Orkest in Musis Sacrum. Ik kende bijna iedereen van het orkest. Ook heb ik een streekroman geschreven dat zich in Arnhem en Meinerswijk afspeelt. Het is een manuscript, een vrije bewerking over de ouders van mijn vrouw, en vooral hoe haar vader zijn leven zou hebben ingevuld. Haar vader is verdronken in 1944, vlak voor de evacuatie. In het verhaal zijn bepaalde gebeurtenissen daadwerkelijk zo gebeurd. Andere gebeurtenissen heb ik anders opgenomen in het verhaal. Op dit moment ben ik nog met een soort spionageverhaal bezig dat zich afspeelt in de jaren ’80. Het was in de tijd van de Berlijnse muur en hoe je van West-Duitsland in Oost-Duitsland kon komen. 

Interview door Pamela Hoeks.